Omschrijving
Zeepokken zitten meestal vast aan een steen of een schelp. Een zeepok is eigenlijk een soort kreeftje dat op zijn rug ligt en met vangarmen plankton uit het water filtert, beschermd door een stel stevige kalkplaten. De larven van zeepokken leven enkele weken in het plankton, waar ze ander plankton eten en zes keer vervellen. De eerste stadia wordt de larve een nauplius genoemd, en lijkt deze op de larven van copepoden. De zeepoklarven hebben echter opvallende hoorntjes en een kenmerkende “roeiende” manier van zweven. Na de laatste vervelling ziet de larve er heel anders uit als een soort halve maan, een zogenaamde cypris larve. Deze eet niet meer, maar gaat op zoek naar een harde ondergrond om zich te vestigen, lijmt zich daar vast en groeit uit tot een zeepok.
Bij het kiezen van een geschikte plek om te vestigen bevoelen cypris larven de ondergrond met hun voelsprieten. Ook kunnen ze geurstoffen ruiken die door andere zeepokken worden uitgescheiden, en vestigen zich bij voorkeur in de buurt van andere zeepokken. Dat is slim omdat de kans dat je dan een gunstige plek hebt gevonden groter is, maar ook voor de voortplanting: zeepokken zitten vast, en om elkaar toch te kunnen bevruchten hebben ze de langste penis van het dierenrijk geëvolueerd (relatief ten opzichte van het lichaam).
Er zijn determinatiesleutels voor zeepoklarven maar het is erg lastig om deze tot op soortniveau te determineren. Sommige zeepokken leven als parasieten in bijvoorbeeld krabben, zoals het krabbenzakje. Ook deze zeepokken hebben een vrijzwemmend nauplius larvenstadium.
Recent gevestigde zeepokken op gecoat staal in de Waddenzee.
Een zeepok nauplius larve uit de Westerschelde.
Zeepok larven uit verschillende Zeeuwse wateren.
Een zeepok cypris larve uit de Noordzee. Met speciale antennes tast de larve oppervlakken af om te kijken of ze geschikt zijn om zich te vestigen.