Voorbeelden van ribkwallen van de groepen zeedruiven, gelobde ribkwallen en meloenkwallen.

  • Taxonomie

    Rijk: Dieren

    Stam: Ribkwallen (Ctenophora)

  • Locatie

    Zout en brak water, wereldwijd

  • Grootte

    zeer variabel, 0.2 mm – 1.5 m

Omschrijving

Ribkwallen zijn nauwelijks verwant aan “echte” kwallen, zij zijn een aparte stam in het dierenrijk. De ribkwallen zijn één van de oudste meercellige stammen van het dierenrijk, waarschijnlijk bestonden ze al meer dan 500 miljoen jaar geleden.

Ribkwallen bewegen zich voort met kammen van gefuseerde trilharen die in lijnen (de ribben) over het lichaam lopen. De meeste ribkwallen zijn roofdieren die ander dierlijk plankton uit het water filteren. Ribkwallen zijn tweeslachtig. Vrijwel alle soorten leven hun hele leven in het vrije water. Ze zijn extreem variabel in vorm en grootte. Hieronder worden de drie in Nederlandse wateren voorkomende groepen ribkwallen besproken.

Zeedruiven

Zeedruiven (Cydippida) zijn een orde van de ribkwallen, de “oervorm” van de stam. Zij hebben een afgerond, meestal ei-vormig lichaam wat in het geval van de zeedruif Pleurobrachia pileus enkele centimeters groot wordt. Over het lichaam lopen de acht rijen kammetjes waarmee ze zwemmen. Zeedruiven hebben lange tentakels met vaak nog fijnere tentakeltjes eraan vast, die ze als een zwevend vangnet kunnen uitspreiden. De tentakels zijn bedekt met kleefcellen (colloblasten) bestaande uit blaasjes met een soort lijm erin, net als op een post-it papiertje. Als er een prooi tegen het blaasje aanzwemt knapt het en plakt de prooi vast. De zeedruif kan dan de tentakel intrekken en opslurpen met zijn slokdarm om de prooi op te eten.

De levenscyclus van de zeedruif Pleurobrachia pileus

Zeedruiven produceren eitjes waaruit een klein larfje komt dat al snel tentakeltjes ontwikkelt en weer uitgroeit tot een volwassen ribkwal. In Nederland vind je ze het hele jaar door in zee, maar vooral in het voorjaar.

Zeedruiven worden gegeten door vissen als de snotolf maar vooral door andere ribkwallen. De meloenkwal Beroe gracilis is gespecialiseerd in het eten van zeedruiven.

Een zeedruifje uit de Waddenzee met zijn tentakels uitgespreid, gefotografeerd in een kwallenaquarium.

Bij zwemmende zeedruiven zijn bij belichting vanaf de zijkant mooie lichteffecten te zien, veroorzaakt door breking van het licht in de kammetjes waarmee ze zwemmen.

Gelobde ribkwallen

De gelobde ribkwallen (lobata) zijn een orde van ribkwallen die twee lobben hebben ontwikkeld aan weerszijde van de mondopening. Daarnaast hebben veel soorten sterk gereduceerde tentakels. Vaak zitten de tentakels vast in groeven binnen in het lichaam, waar ze werken als filter en om prooien richting de slokdarm te transporteren. Sommige soorten gelobde ribkwallen kunnen tientallen centimeters groot worden. Ze zijn vaak heel erg fragiel en beschadigen vrijwel altijd als ze in een planktonnet worden gevangen. Veel soorten geven licht, dat vaak groenig van kleur is.

De levenscyclus van de Amerikaanse ribkwal Mnemiopsis leidyi

Als gelobde ribkwallen uit het ei komen ontwikkelen ze eerst twee tentakeltjes, net als de zeedruif. Pas later verdwijnen deze en worden de lobben gevormd.

In Nederlandse wateren komen twee soorten gelobde ribkwallen voor. De soort Bolinopsis infundibulum is een inheemse soort die vooral in koeler water voorkomt, op de Noordzee wat verder uit de kust. Dicht onder de kust en in brakke binnenwateren is sinds 2006 de Amerikaanse ribkwal Mnemiopsis leidyi een algemene soort.

De Amerikaanse ribkwal komt oorspronkelijk voor langs de oostkust van Noord- en Zuid Amerika. De soort is berucht om uitbraken in de Zwarte Zee en Kaspische Zee waar de ribkwallen waarschijnlijk mee liftend met ballastwater van schepen terecht kwamen. In de overbemeste en overbeviste Zwarte Zee van de jaren 80 had de Amerikaanse ribkwal enorm veel voedsel en weinig concurrentie van vissen die ook zoöplankton eten. Omdat ze zich extreem snel kunnen voortplanten namen de aantallen ribkwallen explosief toe, en aten zij het voedsel weg voor de overgebleven vissen. Later namen de problemen iets af doordat overbemesting en overbevissing afnamen, maar ook omdat een natuurlijke vijand van de Amerikaanse ribkwal in het gebied opdook, de meloenkwal Beroe ovata.

De Amerikaanse ribkwal in Nederland

Ik heb voor mijn promotie uitgebreid onderzoek gedaan aan de Amerikaanse ribkwal in Nederland. De soort is hier in wateren als de Waddenzee, Oosterschelde en Grevelingenmeer soms extreem algemeen, en oefent dan een belangrijke predatiedruk uit op het zoöplankton. Gelukkig is dit tot nu toe nog wel beperkt tot de zomer en het najaar, en niet in het voorjaar wanneer zij de grootste schade zouden kunnen aanrichten als concurrent en predator van vislarven en andere kwalachtigen. Aangezien de Amerikaanse ribkwal houdt van warm water zou dit wel kunnen veranderen als door klimaatverandering het kustwater in het voorjaar sneller opwarmt.

Uit ons onderzoek bleek dat volwassen Amerikaanse ribkwallen in Nederland hetzelfde voedsel eten als andere kwallen en vissen als haring en sprot. Larfjes en kleinere ribkwallen eten veel kleiner plankton, waardoor deze een minder grote concurrent zijn voor inheemse zoöplankton etende vissen.

Op dit moment is de Amerikaanse ribkwal vooral een probleem bij vissers die werken met fijnmazige vistuigen, zoals fuiken.

Een Amerikaanse ribkwal gevangen op het Damrak in Amsterdam!

Bijzonder is dat de Amerikaanse ribkwal bij zeer lage zoutgehaltes kan overleven. Je vindt ze soms zelfs rond Amsterdam in de polders en de grachten! Uit experimenten die wij uitvoerden aan “Amsterdamse” ribkwallen blijkt dat deze beter aangepast zijn aan brak water dan de ribkwallen in de Noordzee. Komen ze ergens anders vandaan, of hebben ze zich heel snel aangepast?

Een Amerikaanse ribkwal uit de Waddenzee, gefotografeerd in een kwallenaquarium.

De inheemse ribkwal Bolinopsis infundibulum gevangen in de Noordzee. Deze soort is extreem fragiel en vrijwel altijd beschadigd als hij wordt gevangen in een net.

Ook gelobde ribkwallen zoals Mnemiopsis leidyi zwemmen met kammetjes. Daarnaast hebben ze binnenin hun lichaam ook kammetjes op de zogenaamde auricula (“tongetjes”) die een waterstroom genereren waaruit ze hun voedsel filteren.

Meloenkwallen

Meloenkwallen (Beroidae) zijn de enige familie binnen de ribkwallenklasse Nuda. Het zijn dieren die volledig aangepast zijn aan het eten van andere ribkwallen. Zo hebben ze geen tentakels meer en is het in feite niets meer dan een zwemmende maag met een grote mondopening. Op de lippen van de mondopening zitten speciale haakvormige tanden die in het weefsel van de prooi grijpen zodat deze niet kan ontsnappen. 

De meeste meloenkwallen zijn gespecialiseerd in één soort prooi-ribkwal. Zo eet de slanke meloenkwal Beroe gracilis voornamelijk zeedruiven en eet de grote meloenkwal Beroe cucumis vooral Bolinopsis infundibulum. Als ze echter een andere soort ribkwal tegenkomen eten ze die net zo lief op! Zie de foto en het filmpje hieronder. De inheemse ribkwallen lijken ook de invasieve Amerikaanse ribkwal te eten, maar enig effect op de populaties daarvan lijkt dit niet te hebben.

Een slanke meloenkwal Beroe gracilis eet een Amerikaanse ribkwal Mnemiopsis leidyi, beide gevangen in de Waddenzee.

De grote ribkwal Beroe cucumis uit de Waddenzee, vol met zeedruifjes Pleurobrachia pileus. Deze foto is gemaakt in een aquarium waar Beroe de zeedruifjes makkelijk kon pakken, of dit in de natuur ook gebeurt?

Een grote meloenkwal Beroe cucumis gevangen in de Waddenzee.

De grote ribkwal Beroe cucumis uit de Waddenzee. De grote mondopening is duidelijk te zien aan de bovenkant, en ook deze soort heeft kammetjes langs de ribben op het lichaam om te zwemmen.