Copepoden van drie verschillende groepen; Calanoida, Cyclopoida en Harpacticoida.

  • Taxonomie

    Rijk: Dieren

    Stam: Geleedpotigen (Arthropoda)

    Onderstam: Kreeftachtigen (Crustacea)

    Klasse: Hexanauplia

    Onderklasse: Copepoda

  • Locatie

    Zoet, brak en zout water, wereldwijd.

  • Grootte

    0.2 mm – 5 mm (adulten)

Omschrijving

Copepoden worden ook wel eenoogkreeftjes of roeipootkreeftjes genoemd. Het is een extreem diverse groep met meer dan 10.000 soorten. In veel ecosystemen zijn copepoden de meest algemene meercellige dieren in het plankton. Veel copepoden leven geassocieerd met andere dieren, vaak als parasieten. 

Het lichaam van calanoide en cyclopoide copepoden kan je verdelen in een kopborststuk (prosoom) en achterlijf (urosoom). Bij harpactacoide copepoden lijkt het lichaam uit één deel te bestaan. Op de kop zitten twee antennes. Copepoden kunnen meerdere ogen hebben.

Copepoden hebben meerdere sets pootjes waarvan meestal de voorste worden gebruikt voor het verzamelen van voedsel en de achterste om te zwemmen. Veel soorten kunnen ook snel wegspringen door een slag te maken met hun staartje. Zij kunnen dit zo snel dat ze (relatief naar lichaamslengte) de snelste springers ter wereld zijn, vergelijkbaar met een mens die een sprong maakt met meer dan 6000 km/h!

De levenscyclus van copepoden begint met een eitje. Veel soorten dragen de eieren een tijdje met zich mee in eierzakken aan het urosoom, maar sommige laten de bevruchte eieren direct los in het water. Uit het eitje komt een nauplius larve die eruit ziet als een klein spinnetje (zie filmpje hieronder). De nauplius larve eet plankton, vervelt zes keer en verandert in een onvolwassen copepod (copepodiet). Deze vervelt weer vijf keer tot het uiteindelijk een mannelijke of vrouwelijke copepod wordt. Copepoden planten zich geslachtelijk voort, en hebben vaak ingewikkelde paringsrituelen. De mannetjes hebben vaak speciaal aangepaste antennen of pootjes om het vrouwtje mee vast te grijpen.

Copepoden eten van alles. De kleinste soorten eten vooral eencellig plankton, grotere soorten eten vooral algen en de grootste soorten zijn vaak roofdieren die ander zoöplankton eten, waaronder andere copepoden. Zelf zijn copepoden een belangrijke voedselbron voor vele waterdieren en een extreem belangrijke schakel in de voedselketen. Veel soorten copepoden slaan lipiden (vetten) uit hun voedsel op in hun lichaam als voedselvoorraad en voor drijfvermogen. Doordat copepoden worden gegeten door vissen als de haring nemen deze vissen de vetten op, die rijk zijn aan vetzuren als omega-3.

Hieronder worden drie verschillende groepen copepoden besproken, de calanoiden, cyclopoiden en harpactacoiden.

Larven (nauplii) van verschillende soorten copepoden, verzameld in Zeeland.

Een zoetwater copepod uit de Rijnvallei in Wageningen, bezig met filteren van voedseldeeltjes uit het water.

Calanoide copepoden

Calanoide copepoden zijn vaak de algemeenste groep in zoöplankton in zee. Ze zijn meestal te herkennen aan hun gestroomlijnde lichaam en lange antennes. De meeste calanoide copepoden leven hun hele leven in het water. Het zijn meestal filteraars die met hun fijn behaarde pootjes deeltjes, zoals algen en micro zoöplankton, uit het water filteren. De lange antennes worden gebruikt als een soort parachute zodat ze niet zo snel zinken, maar vooral ook als zeer gevoelig orgaan om naderende vijanden te detecteren.

Net als watervlooien hebben veel calanoide copepoden speciale “rusteieren” die lang kunnen overleven op de bodem. In het voorjaar komen de nauplius larven uit en ontwikkelen zich tot een eerste generatie volwassenen. In voorjaar en zomer kunnen copepoden dan eieren produceren die veel sneller uitkomen, zodat ze gedurende het jaar snel in aantal kunnen toenemen. Tegen het eind van het jaar produceren ze dan weer rusteieren die naar de bodem zinken. Andere soorten gebruiken een andere strategie om de winter door te komen en gaan in een soort “winterslaap”, zoals de algemene soort Calanus finmarchicus.

Een calanoide copepode (Acartia sp.) uit de Oosterschelde, van onderen bekeken. 

Cyclopoide copepoden

Cyclopoide copepoden hebben vaak iets kortere antennes en een wat plomper, ronder lichaam dan calanoide copepoden. Ook dragen veel soorten hun eieren bij zich in twee eipakketten. De meeste soorten cyclopoiden leven in of op de bodem. Het zijn vaak rovers die omhoog zwemmen en zich dan weer laten zakken. 

Cyclopoide copepoden kunnen vooral in zoet water erg algemeen zijn, bijvoorbeeld soorten van het genus Cyclops

Zoetwater copepoden zoals Cyclops kunnen soms dragers zijn van ziekteverwekkers zoals de bacterie die cholera veroorzaakt, waardoor ze mensen ziek kunnen maken die water met copepoden drinken.

Twee cyclopoide copepoden uit de Wageningse uiterwaarden. Linksboven een vrouwtje met de kenmerkende twee eierzakken.

Een cyclopoide copepod uit de Wageningse uiterwaarden met kolonievormende ciliaten op haar antennes en kopborststuk.

Harpacticoide copepoden

Harpacticoide copepoden leven meestal op of in de zeebodem. Hun uiterlijk is hier ook op aangepast; ze zijn gestroomlijnd en hebben maar kleine tentakels zodat ze tussen zandkorrels door kunnen kruipen. Ook hebben ze niet de duidelijke scheiding tussen kopborststuk en staart die de calanoide en cyclopoide copepoden wel hebben.

Harpacticoide copepoden eten meestal detritus (afvaldeeltjes) en eencelligen die tussen en op de zandkorrels leven.

Er zijn een paar soorten harpicticoiden die niet alleen als larf, maar hun hele leven in het water doorbrengen, zoals Euterpina acutifrons en Microsetella norvegica.

Een harpacticoide copepod uit de Oosterschelde

Een harpacticoide copepod uit het Veerse meer.